Lerende scholen; het vijfde discipline handboek voor onderwijzers, ouders en iedereen die betrokken is bij scholing van Peter Senge c.s.
Dit boek borduurt voort op het invloedrijke boek in organisatieveranderingsland van Peter Senge ‘De vijfde discipline; de kunst en praktijk van de lerende organisatie’. Dit maal toegepast op het brede veld van onderwijs, waarin gepleit wordt voor een gemeenschap, waarin leven, leren en werken organisch met elkaar verbonden zijn. De school is een onmisbaar subsysteem waarin een op horizontaal leren door alle betrokkenen gerichte attitude de toekomst heeft en niet een van bovenaf gereguleerde aanpak. Als aangesloten wordt bij de ambities van individuele mensen dan zullen betere prestaties in de toekomst worden geboekt, zo is de veronderstelling. Kortom: de school is het draaipunt waaromheen veranderingen in onderwijs en samenleving scharnieren. Een lerende school is niet zozeer een bepaalde plek met een bepaald gebouw, maar een ontmoetingsplaats waar mensen kunnen leren en op zoek zijn naar mogelijkheden om hun mogelijkheden te verbreden en vergroten.
De vijf disciplines van Senge zijn geen programma’s die van buitenaf opgelegd worden, maar terreinen van onderzoek en oefening voor individuen en groepen. Het gaat dus om leerdisciplines die helpen paradoxen, dilemma’s en druk binnen het (onderwijs)systeem het hoofd te bieden. De vijf disciplines zijn cruciaal voor de overgang van een geïsoleerde professionalisering naar een uitgebreide systeemontwikkeling. Van de vijf disciplines zijn minimaal twee methoden – gemeenschappelijke visie en persoonlijk meesterschap – geschikt voor het ontwikkelen en gebruiken van ambitie (intrinsieke verlangen waaruit ook veel energie voortkomt). Bij twee andere methoden – mentale modellen en teamleren – staat de reflectie voorop. Vaak wordt weinig aandacht besteed aan reflectie en onderzoek en dat is de reden dat samenwerking tussen partijen moeilijk van de grond komt als gevolg van verschillende wereldbeelden. De laatste methode van systeemdenken verwijst naar de onderlinge afhankelijkheid van mensen en de rol van de context daarbij. In feite houdt deze de andere vier disciplines bij elkaar en daarmee vormt het de kern voor verandermanagement. Ook aan het leren zien’ van patronen en samenhangen schort het vaak, omdat alles in vakjes wordt opgedeeld. Onderstaand model geeft aan dat een lerende organisatie investeert in vijf disciplines met drie onderliggende waarden: ambitie/veranderenergie, reflectie/begrijpen, samenhang zien en aanbrengen.
Naast de 5 disciplines, onderscheidt Senge 3 niveaus van verklaren (op basis van gebeurtenissen, gedrag en structuur), 7 leerbeperkingen (ik-ben-mijn-positie, de vijand is daar syndroom, de illusie van actienemen, focus op concurrentie, gekookte kikker syndroom, illusie van leren van ervaringen, mythe van managementteam), 9 gedragspatronen die de aandacht van managers verdienen (vertraging, gelimiteerde groei, verplaatsen van het probleem, afbrokkelende doelstellingen, escalatieloop, succes naar succesvolste, gevecht om schaarse middelen, oplossingen die niet oplossen, groei en onder-investering).