De verbeelding aan de macht
(schilderij: “Unser Fortschritt ist unaufhörlich” – Johannes Grützke)
Kunst spreekt tot de verbeelding en kan ons helpen los te komen van de zwaarte van het heden. Aan verbeeldingskracht hebben we in onze tijd van afhoudende behoudzucht dringend behoefte. Hoewel we niet in utopieën hoeven te geloven, is het goed om ons iets van die nieuwe toekomst voor te stellen. Helaas is een kleine voorafschaduwing van die toekomst slechts weinigen gegeven. De vorige week op 79 jarige leeftijd overleden Duitse schilder Johannes Grützke mag dan weinig op hebben gehad met de toekomst, aan verbeeldingskracht ontbreekt het bij zijn schilderijen niet. Toch reden om eens wat dieper in zijn werk te graven.
Wie was Grützke en wat liet hij ons na? Johannes Grützke is voor de buitenwereld een relatief onbekende schilder gebleven. Zijn weerstand tegen vooruitgangsmythes met de daarbij behorende aanspraak op exclusiviteit en groepsgedrag – eigen aan veel avant gardisten – is daar debet aan. De eigenzinnige, onconventionele Berlijnse schilder weet op onnavolgbare wijze het dagelijkse leven te verbeelden, maar ook de innerlijke mechanismen waardoor wij als gewone mensen gedreven worden. Zijn schilderijen confronteren ons, mede vanwege de omvang, met onze kwetsbaarheden. We zien, zoals mooi verwoord in de catalogus van de overzichtstentoonstelling in museum MORE in Gorssel, een licht ironisch commentaar op maatschappelijke rollenspellen, pogingen tot emancipatie, infantiele regressie, single cultuur, dwangmatig groepsgedrag, seksuele bevrijding èn verkramping, ideologische verdraaiing en collectieve neurosen. Allemaal vervat in zinnelijke lichaamstaal.
En, hoewel Grützke de behoefte aan utopieën ziet als een vlucht voor onafgemaakte taken uit het verleden, is hij geen representant van het establishment, in tegendeel. Met zijn schilderijen morrelt hij aan hiërarchieën en stelsels van waarden en normen. Hij zet grote vraagtekens bij de dwangmatigheid van het individu dat zich tegenover het collectief telkens weer moet verhouden door zich op bepaalde wijzen te gedragen. Ambivalentie en vervreemding zijn kenmerkend voor zijn schilderijen. Het is duidelijk dat Grützke geen vast wereldbeeld aanhangt en geen ideaal voor ogen heeft. Mocht er een ideaal zijn, dan ligt dat besloten in het proces zelf. Dat geldt – vakmatig – voor hem als schilder – “Nicht vor dem Malen denken, Malen is denken” – maar ook voor zijn verhouding tot ons democratisch systeem. ‘Democratie’ is volgens hem geen toestand en al helemaal geen ideale toestand, het vormt ook niet het doel van de geschiedenis. Het is een proces van hindernissen, dat zorgt voor eenheid in verscheidenheid en tegenstrijdigheid.
Wat is vanuit organisatie-veranderkundig perspectief interessant en boeiend aan de schilderijen van Johannes Grützke? Die vraag heb ik mezelf meerdere keren gesteld en ik heb er ook meerdere antwoorden op gevonden. Deze kwamen niet vanzelf, maar ontstonden vanuit een ongemakkelijk gevoel, dat ik verder voor mezelf ben gaan uitpluizen. Bij sommige schilderijen werd ik getroffen door het plezier op de gezichten van de hoofdrolspelers, die tegelijkertijd een wereld verraden die helemaal niet zo vrij van zorgen is. Op andere schilderijen zag ik juist verwrongen gezichten met dichte ogen om maar geen verantwoording te hoeven dragen voor de afschuwelijke daden waar zij zelf verantwoordelijk voor zijn. Op weer andere stukken zag ik mensen die met hele andere dingen bezig waren dan waarmee ze bezig zouden moeten zijn. De werkelijkheid die zo ontregeld wordt en die ambivalentie, paradoxen en tegenstrijdigheden zijn niet alleen kenmerkend voor veel schilderijen van Grützke, maar typeren ook onze (kijk op de)samenleving.
De principiële dubbelheid in onze organisaties en in ons gedrag wordt bijvoorbeeld zichtbaar in hetgeen op papier beloofd wordt, maar in werkelijkheid nauwelijks gepraktiseerd wordt. Hoe fijn en verleidelijk een toekomstbeeld ook mag zijn, meer dan een wenkend perspectief kan zij niet zijn, omdat alles in beweging is en overleven ook een beetje een kwestie is van slim inspelen op de ontwikkelingen die zich voordoen. Daarmee raken we ook het belang van het proces en hoe ons denken zich daartoe verhoudt. Zoals Grützke benadrukt dat schilderen het denken omvat, zo wordt ook duidelijk dat organisatieverandering niet een kwestie is van eerst uitdenken en tot in details ontwerpen, maar gaande de weg ontwikkelen door denken en doen steeds weer op elkaar te enten. Het eerst goed leren kijken naar die werkelijkheid zonder al direct een oordeel te vormen is belangrijk en dat is ook precies wat Grützke als kunstenaar ons leert: niet meteen in het denken en oordelen ‘gaan zitten’, maar onbevangen en open zien wat zich aandient en waarin vaak al iets verpakt zit wat later van waarde blijkt te zijn.
Het realisme van Grützke, zelf zou hij van die typering gegruwd hebben, is juist voor organisatieveranderaars een mooie spiegel om met regelmaat eens in te kijken. Wat speelt zich werkelijk af en aan welke mechanismen zijn zij zelf onderhevig, dat zijn vragen die om een antwoord vragen. Vragen, ook, die nodig zijn om met het hoofd niet te veel in de wolken te lopen en de verbinding met de aarde te houden. Zo kan het kijken en praktiseren van kunst ons helpen om met een onbevangen blik naar ons zelf te leren kijken en om onszelf te leren doorgronden om op die manier door te stoten naar de bron van onszelf. Vanuit dit perspectief hoeven we de toekomst niet alleen te zien als vlucht voor onafgemaakte taken uit het verleden – iets waar zeker een kern van waarheid in zit (in de publieke sector wordt weinig afgemaakt, maar worden ambities gestapeld) – maar ook als inspiratiebron voor het anders leren denken en handelen. Bij de crises, die we als uitdaging moeten gaan beschouwen, past geen houding van afhoudende behoudzucht. We zullen moeten loslaten om iets nieuws vast te kunnen houden. Het beoefenen van creativiteit helpt ons daarbij.
Paul Misdorp