De crises van onze samenleving, niet alleen in de financiële sector maar zeker ook in de publieke sector is ten diepste een waardencrisis. Ons geloof in ongelimiteerde groei en vooruitgang berust op een vanzelfsprekendheid die niet vanzelfsprekend meer is. We komen er steeds vaker achter dat we middelen tot doel hebben verheven en dat we niet hebben gekeken naar de effecten van ons gedrag op mens en omgeving. We hebben ons als subject steeds soeverein buiten de ander c.q. het andere (object) opgesteld en beseffen nog maar in beperkte mate dat wijzelf ook die ander zijn en deel uitmaken van het andere zijn. Kortom: dat we deel uitmaken van een groter geheel. Wat betekent dat voor ons denken en handelen?
Vaak wordt gedacht dat denken en bewustzijn identiek zijn. Ik wil laten zien dat dat niet per definitie het geval is. In onze westerse samenleving heeft het denken door de eeuwen heen een grote rol gespeeld. Ons huidige mens- en wereldbeeld is vooral gericht vanuit de ontwikkeling van de ratio. De mens wordt daarin primair opgevat als een rationeel, verstandelijk wezen, waarin het zich onderscheidt van andere levende wezens (en ‘dode materie’) en zich daarboven verheven voelt. Het westerse denken gaat er niet alleen vanuit dat we dingen kunnen denken, maar ook hoe we ze kunnen denken. Dat wordt transcendentaal denken genoemd. In dat ‘tweede orde denken’ zijn we verstrikt geraakt. De Verlichting heeft ons geholpen los te komen van goddelijke systeemdwang, maar we komen er schoorvoetend achter dat de veroorzaker van de vooruitgang – de mens zelf – ook slachtoffer van zijn eigen daden aan het worden is. Opnieuw is sprake van een systeemdwang, maar nu een zelf gecreëerde, die we nog niet helemaal kunnen bevatten, laat staan eraan kunnen ontsnappen. We beginnen ons langzaam te beseffen dat deze dwang te maken heeft met het postulaat van de totale maakbaarheid èn beheersbaarheid van samenleving, organisatie en mens, langs vooraf uitgedachte lijnen, wegen en paden. Dat maak- en beheersbaarheidsdenken – een mix van neo-liberalistische vrijheid en bureaucratische controlezucht – schiet vooral te kort omdat het geen goede zoekrichting heeft voor complexe vraagstukken rond bijvoorbeeld immigratie & identiteit, energie & milieu en welvaart & rechtvaardigheid. Deze kunnen alleen vanuit een samenhangend lange termijnperspectief worden verkend, begrepen en opgepakt. Dat vereist creativiteit, luisterend vermogen en ontvankelijkheid voor signalen uit de omgeving.
Had de 1e Verlichting uit de 18e eeuw toch vooral betrekking op de bevrijding van een dogmatische autoriteit als de kerk om daarmee het autonome rationele ik-bewustzijn van de mens tot ontplooiing te laten komen. Een 2e Verlichting is nodig om los te komen van de tucht van markt en bureaucratie, een giftige combinatie (managerial) die ongelimiteerde groei op korte termijn koppelt aan ingewikkelde regels en procedures. Beide hebben waarde gehad, maar leiden tot vernietiging en/of ontkenning van het potentieel. De 2e Verlichting betreft de ontwikkeling van een meer relationeel wij-bewustzijn. Dat betekent dat we moeten gaan beseffen dat ons handelen altijd effect op anderen en het Andere heeft en dat wij dit waarschijnlijke effect meenemen in ons handelen. Daarmee introduceren we een ethiek in ons denken en verschuift de focus van Ego naar Eco. De vraagstukken waarvoor wij onszelf geplaatst hebben, vragen om andere processen en andere vormen van uitwisseling, inter-acteren, overbruggen van belevingswerelden, etc.
De 2e Verlichting zou naar mijn mening ook betrekking moeten hebben op het trainen van ons bewustzijn, namelijk om vanuit een innerlijke zekerheid op het juiste moment het juiste te doen. Het is een oefening van het Zelf op het Zelf waarmee we ons willen ontwikkelen en transformeren. Het creëren van een betekenisvolle ruimte, waarin individuen knooppunten zijn in een netwerk is een waardevolle context om onszelf te disciplineren, om de reflectie in de handeling te leggen.
In mijn ervaring van werken met mensen aan een collectief doel ervaar ik dikwijls dat we met elkaar iets groters weten aan te raken. Door die innerlijke ervaring dringt zich een inzicht op dat ons verder kan helpen. Bovendien voelen we ons verbonden met elkaar. Dit komt in de buurt van wat het Zen-boeddhisme bedoelt met ‘leegte’. Henk Oosterling beschrijft deze in zijn boeiende boek over doendenken vanuit de ontmoeting van Europa en Japan “Waar geen wil is, is een weg” als de ruimte waarin de aanvankelijk van zin verstoken gebeurtenis zich ontvouwt. Ik heb die ervaringen van flow en impact wel eens getypeerd als “als waar het hart geraakt wordt, ontdooit de wil”.
Ik kom terug op de verhouding tussen denken en bewustzijn. Als denken te ver wordt doorgevoerd, we erin verstrikt raken en cirkeltjes gaan draaien en denken ontkoppeld wordt van doen, dan blijven we hangen in de traditie van de 1e Verlichting met alle nare gevolgen daarvan. Maar: als we ons in ons handelen bewust worden dat dit handelen bijdraagt aan de vermindering van het lijden van anderen dan kunnen we uitgroeien tot dragers van de 2e Verlichting. We durven dan de Leegte, het Niets, in te stappen, we durven onze opgebouwde patronen, onze routines en daarmee onze comfortzone te verlaten en onze angst voor het onbekende te overwinnen. Dat vereist oefenen in loslaten en onthechten, maar resulteert in het toelaten van het nieuwe en onbekende.
Kijken we naar de huidige tijd, waarin angst de belangrijkste raadgever lijkt, waarin cynisme overheerst (we hebben al zoveel geprobeerd maar alles mislukt steeds) en egocentrisme leidend is (als mijn individuele doel gerealiseerd wordt is dat goed), dan spreekt daar een stille behoefte uit. Een behoefte om via collectief leren afstand te nemen van oude waarden en ons daarin te trainen, want afscheid nemen van het oude en toelaten van het nieuwe gaat gepaard met pijn. Kunnen we de crisis van de samenleving overwinnen in de zin dat we voldoende voorwaartse kracht weten te ontwikkelen om ons achterliggende been, dat nog in de zuigende modder van de oude tijd staat, tijdig bij te trekken?
Paul Misdorp